Een differentiële lessenreeks voor spelsporten

Heb je het al voorbij zien komen? Sinds kort vind je binnen Lessenplan ook differentiële lessenreeksen voor spelsporten. Dat klinkt leuk, maar wat houdt het precies in? Er is toch al een leerlijn doelspelen? En waarin verschilt een differentiële opbouw?

Oké oké, één vraag tegelijk. De verschuiving van een technische benadering naar een meer spelgerichte benadering is niet nieuw. Binnen de sport en gymles zie je deze steeds meer. Het doel is duidelijk: door meer verschillende prikkels te geven, de leerling in een bredere context vaardig te maken.

Een andere kijk op techniek!

Techniek oefenen kan heel statisch worden. Hockeyers staan tegenover elkaar om het passen via een push te oefenen. Basketballers doen één voor één een set shot. Of voetballers dribbelen om de beurt een slalom.

Later binnen een partijvorm komen die ideale situaties niet voor. Het passen, dribbelen en scoren blijkt ineens uitgevoerd te moeten worden onder weerstand, tijdsdruk of over andere afstanden. En daar wordt de kern geraakt. Is het nu belangrijker om technisch perfect te kunnen spelen? Of om de medespeler te bereiken / te scoren. Staat het doel centraal of de techniek? De waarde van techniek wordt immers bepaald door de spelcontext.

 

Moeten we de techniek dan helemaal negeren?!

Wie niet kan dribbelen, zal zijn tegenspeler nooit passeren. Wie niet kan schieten, zal nooit scoren. Techniek zal dus altijd een kern vormen voor elke spelsport. De techniek wordt alleen op een dynamische manier aangeleerd. Er wordt afgestapt van het denken in één ideaaltechniek. Elke speler of spelsituatie kan namelijk iets anders vragen.

Zo vormt aanpasbaarheid een basis om met veranderlijke situaties om te kunnen gaan. Kinderen leren zelf oplossingsgericht te denken wanneer zij vaker in veranderende spelsituaties worden gebracht.

De leerling oefent een bouncepass door naar z’n medespeler te draaien, uit te stappen en de bal te stuiten. In de wedstrijdsituatie verschijnt er plots een tegenspeler voor hem, wellicht is hier nu geen tijd of ruimte voor. Nu de bal zonder uit te stappen en zijwaarts van het lichaam wordt weggespeeld is het plaatje misschien minder mooi. Toch is de actie effectief als een teamgenoot wordt bereikt. Het passen is dus breed toepasbaar!

Leerlijn doelspelen versus lessenreeksen

Binnen onze leerlijn doelspelen ligt de focus niet op één specifieke sportvorm. Deze leerlijn behandelt de basisvaardigheden die terugkomen binnen spelsporten. Denk hierbij aan vrijlopen, balbezit bewaken, passen, doelpogingen creëren, schijnbewegingen maken, overzicht houden, enzovoort.

Er zijn natuurlijk genoeg situaties te bedenken om een sport extra uit te lichten. Bijvoorbeeld bij een schoolsporttoernooi! Voor deze situaties zijn de sportspecifieke lessenreeksen.

Hoe ziet de lessenreeks er uit?

Binnen zeven activiteiten wordt toe gebouwd naar het einddoel: de partijvorm. Op weg naar dat einddoel gaan dribbelen, passen, schieten en samenspel in elkaar over. Deze tussenstappen volgen niet volledig de spelregels of sport specifieke situaties. Ze zoeken juist naar een constant veranderende omgeving om de vaardigheid breed te leren beheersen.

Nieuwsgierig geworden? Vanaf deze maand zijn de reeksen hockey, basketbal en voetbal terug te vinden in de spellendatabase!

Benieuwd hoe dit is toegepast binnen onze lesmethode?